Als we willen dat honden bepaalde oefeningen kunnen uitvoeren zullen we ze dat eerst moeten leren. Ik verwacht dat iedereen dit zonder meer zal kunnen beamen. Het klinkt ook logisch. Toch blijkt dit in de praktijk vaak heel moeilijk. We denken veel te menselijk en te ingewikkeld en verwachten van honden dat ze vaak al van alles kunnen. En als we in een aanleerproces zitten: dan zoeken we steeds naar dat moment waarop het misgaat. Nu zullen er lezers zijn die afhaken en zich afvragen wat ik bedoel…
Als een puppy net is geboren zitten zijn oortjes en oogjes nog dicht. Er is dan geen mens die de puppy commando’s zal geven. Als hij bij de fokker opgroeit gebeurt dit ook nog heel weinig. Het enige waar ze naar luisteren is als de fokker heel hard en vrolijk ‘puppy’s roept, want dan komt er eten. Maar deden ze dat ook toen de fokker dat de eerste keer riep? Waarschijnlijk niet. Ze liepen misschien af op het geluid dat hun interesse had opgewekt en dat het interessant was bleek toen de fokker eten neerzette. Langzamerhand koppelde ze het woord aan wat er ging komen en, nog belangrijker, wat zij daarvoor moesten doen: als een speer naar die fokker toe.
Zitten
Het verbaast mij iedere keer weer als cursisten bij voor de eerste keer de zitoefening moeten doen. Er wordt van alles uit de kast gehaald. Ze buigen voorover, zeggen tig keer ‘zit’, wijzen met hun wijsvinger naar het achterlijf van de hond (?????) en duwen tenslotte op zijn gatje. En dan nog houden ze vol dat de puppy het dus beheerst. Aan ons als instructeurs dan de schone taak om ze uit te leggen dat een puppy niet vanaf zijn geboorte Nederlands verstaat en we hem dat dus moeten leren.
Corrigeren voor wat hij niet doet???
Uiteindelijk lukt het de meeste instructeurs om de eigenaren hun honden te laten zitten en liggen en staan en nog veel meer. En dan komt bijvoorbeeld het blijven. Ik vind dit zelf een van de meest interessante oefeningen als het gaat op opbouw door de cursisten. Opnieuw komt er een woord bij kijken wat de meeste pups nog nooit gehoord heeft en waarvan de baas direct denkt dat de pup dit zal beheersen: ‘blijf’. Vervolgens stapt de baas weg en de pup loopt mee. Eigenlijk heel vanzelfsprekend als je eerst als baas aan je pup hebt geleerd dat het bij hem heel leuk is. Veel bazen corrigeren dan hun puppy. Ze zeggen ‘nee’of ‘foei’, waarschijnlijk in de hoop dat deze termen toch ergens genetisch liggen opgeslagen, en zetten de pup terug. Als ik dan vraag waar ze de puppy voor corrigeren is steevast het antwoord: ‘hij blijft toch niet’. En nu komt het lastige. Wat deed de pup wel: hij kwam naar de baas. Omdat hij alleen maar gecorrigeerd kan worden voor gedrag dat hij wel vertoont, leert hij dat hij niet mag komen. En veel pups blijven dan de volgende keer maar zitten. Niet omdat ze leren te blijven maar omdat ze niet mogen komen. Dat dat weer invloed heeft op zijn gedrag in het park als je naar huis wilt en je de hond roept is een link die helaas vaak alleen de puppy’s maken! Als hij dus bij het blijven opstaat en komt dan houdt die pup van de baas en daar mag je hem dus nooit voor corrigeren. Hij snapt gewoon nog niet wat de bedoeling is en dat moet hij dan weer leren. En dat is een mooie taak voor zowel de instructeur als de baas.
Grenzen
Als de pups eenmaal kunnen blijven treedt er weer een bijzonder fenomeen op. De meeste pups blijven omdat ze hebben geleerd dat de baas dan terug komt. Daarop moet hij gaan leren vertrouwen. En dat vertrouwen moet langzaam opgebouwd worden. Eerst met een paar tellen en dan steeds iets langer. Eerst met een enkele pas en dan steeds iets verder. En hier gaat het mis. De meeste bazen nemen bij het blijven te snel afstand. Ze zetten een stap, herhalen zenuwachtig het commando ‘blijf’, zetten nog een stap, herhalen het commando en … gaan net zolang door tot de hond opstaat en komt. Waarom nu niet eerder terug. Waarom mag het vertrouwen van de hond niet opgebouwd worden. Wij doen vaak een test om te kijken waar de grens ligt. Neem drie passen afstand en ga tellen. Net zolang tot de hond zijn vertrouwen kwijt is en opstaat. Dan krijgt de baas de opdracht om thuis te gaan oefenen. Hij mag de blijf oefening niet langer doen dan twee tellen minder dan de grens die we samen hadden vastgesteld. Daarbinnen gaat hij variëren. De ene keer wat eerder en de andere keer wat later terug. Maar nooit meer dan twee tellen minder dan de grens. Zo ook de afstand. We testen de grens. De baas stapt weg en telt passen, net zolang tot de hond zijn vertrouwen op is. Binnen die grens gaat de eigenaar de week erna weer oefenen. Iedere keer weer terug voor de hond opstaat. Dat levert vertrouwen.
Pas je aan aan de hond
Je kunt in de training nooit sneller dan het leervermogen van de hond toelaat. Het is niet anders. Het is wel enorm leuk om samen uit vinden wat dat leertempo van de individuele hond is. Alleen dat al is enorm de moeite waard.